Geen schorsing concurrentiebeding na beperking

Geen schorsing concurrentiebeding na beperking

Een arbeidsovereenkomst kan een concurrentiebeding bevatten. Een dergelijk arbeidsbeperkend beding moet schriftelijk zijn vastgelegd om rechtsgeldig te zijn. De kantonrechter kan een concurrentiebeding bij wijze van voorlopige voorziening geheel of gedeeltelijk schorsen als de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld.

De kantonrechter heeft de vordering van een werknemer tot schorsing van zijn concurrentiebeding  afgewezen. De werknemer is voor een andere werkgever gaan werken, die hem te werk stelde bij een gezamenlijke klant van de oude en de nieuwe werkgever. De werknemer heeft voor zijn oude werkgever bij deze klant gewerkt. De oude werkgever vreest verlies aan opdrachten wanneer de werknemer voor de nieuwe werkgever bij deze klant werkzaam zal zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de oude werkgever voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn bedrijfsbelangen daardoor kunnen worden geschaad.

Volgens de kantonrechter wordt de werknemer door het concurrentiebeding niet onbillijk benadeeld. De kantonrechter gaat ervan uit, dat de vorige werkgever het concurrentiebeding in die zin heeft beperkt, dat het de werknemer is toegestaan bij de nieuwe werkgever in dienst te treden, mits dat maar niet voor de specifieke klant is zolang het concurrentiebeding geldt. Deze beperking acht de kantonrechter redelijk. Daarom heeft de kantonrechter de beperking vastgelegd in het vonnis.

Bron:Rechtbank Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLRBAMS20242256, 10968729 KK EXPL 24-155 | 18-04-2024