De staatssecretaris van Financiën heeft nota’s van wijziging op de wetsvoorstellen Belastingplan 2025, Belastingplan BES 2025, Overige fiscale maatregelen 2025, Aanpassing wet minimumbelasting 2024 en Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 ingediend. Deze nota’s van wijziging bevatten maatregelen, die al zijn aangekondigd in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2025.
Met deze nota van wijziging wordt een mogelijkheid gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fbi) te ontgaan. Tevens wordt voor het begrip vastgoed in het fbi-regime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders in de vennootschapsbelasting.
Met ingang van 1 januari 2025 mag een fiscale beleggingsinstelling (fbi) ingevolge de Wet aanpassing fbi niet langer direct in Nederlands vastgoed beleggen. Deze vastgoedmaatregel is genomen om twee heffingslekken in het regime voor de vastgoed-fbi te dichten. Met deze nota van wijziging wordt nu een maatregel voorgesteld die moet voorkomen dat de opbrengst van de vastgoedmaatregel wordt uitgehold. Het betreft de situatie waarin een fbi met tussenkomst van een regulier belastingplichtige dochtervennootschap belegt in Nederlands vastgoed. Als de fbi aan de vastgoeddochter een winstdelende lening verstrekt, wordt per saldo over de inkomsten uit Nederlands vastgoed in Nederland geen of weinig belasting geheven. De voorgestelde maatregel houdt in dat het een fbi niet is toegestaan te beleggen in dergelijke leningen aan vastgoeddochters.
Op 12 juli 2024 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen als gevolg waarvan bij de bepaling van de proceskostenvergoeding de lagere puntwaarde in bezwaar voor belasting- en premiezaken buiten toepassing moet blijven. Per 1 januari 2025 wordt het lagere tarief voor belasting- en premiezaken geschrapt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dat heeft gevolgen voor de lagere proceskostenvergoeding voor procedures over de WOZ en de bpm, die is geregeld door de Wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en bpm. Deze wet is per 1 januari 2024 ingevoerd om de financiële prikkel weg te nemen om te procederen om een proceskostenvergoeding te verkrijgen. Dat is gedaan door voor deze zaken een factor van 0,25 te hanteren bij de berekening van de vergoeding. Het schrappen van het lagere tarief voor belasting- en premiezaken zou tot gevolg hebben dat de vergoedingen in WOZ- en bpm-zaken zou verdubbelen. Het kabinet stelt daarom voor om de factor per 1 januari 2025 te halveren van 0,25 naar 0,125.